Begripspracticum
JE KUNT DEZE WERKVORM GEBRUIKEN OM...
studenten bepaalde waarnemingen te laten doen die hen helpen de leerstof beter te laten begrijpen, bijvoorbeeld de werking van bepaalde principes.
KORTE BESCHRIJVING (wat is het?)
Een begripspracticum is een praktische opdracht die studenten doorgaans uitvoeren in een praktijkruimte te zien hoe bepaalde principes werken, om ze vervolgens beter te kunnen begrijpen. Het practicum vindt plaats in aanwezigheid van begeleiding, of het wordt door de docent of practicumbegeleider zelf uitgevoerd.
HOE KUN JE DEZE WERKVORM UITVOEREN?
Vooraf of aan het begin van de les worden er duidelijke afspraken gemaakt over eventuele veiligheidsaspecten, het gedrag van de studenten in het practicumlokaal en de omgang met de materialen en instrumenten.
Als de docent het practicum zelf uitvoert zullen er ook enkele regels gelden (bijv. Waar staan de studenten? Moeten zij beschermende materialen dragen?)
Zorg ervoor dat wat je laat zien aansluit bij de voorkennis en intuïtie (preconcepties) van studenten. (Van den Berg & Buning, 1994)
Zet opstellingen klaar op verschillende plekken in het lokaal of geef de studenten duidelijke instructies over hoe en waarmee zij op hun eigen werkplek de benodigde opstelling(en) kunnen maken.
LET OP! Als studenten met apparatuur moeten werken die ze nog niet kennen, focus dan eerst daarop door middel van een apparaatpracticum. Dat kan tijdens dezelfde les, maar maak er wel echt een aparte activiteit van. Zolang ze het apparaat niet kennen, zullen ze alleen daarmee bezig zijn en kunnen ze niet focussen op het begrip dat je eigenlijk wilt uitleggen.
Zodra ze met de apparatuur kunnen werken, voeren ze, afhankelijk van de kennis en ervaring van studenten, het begripspracticum uit aan de hand van een meer of minder gedetailleerd stappenplan dat uit drie delen bestaat:
- Voorspellen: Vertel ze wat ze gaan doen en vraag hen een voorspelling te doen. Wat denk je dat er gaat gebeuren? Schrijf dit voor jezelf op. Eventueel kunnen ze hierover in gesprek gaan met andere studenten.
- Observeren: Bij voorkeur voeren studenten zelf de opdracht uit en kijken wat er gebeurt.
- Laat studenten alleen of in een klein groepje van maximaal 2 of 3 studenten het practicum uitvoeren. De groepsgrootte is vaak afhankelijk van de hoeveelheid materialen en instrumenten. Eventueel kunnen groepjes aan verschillende opdrachten werken in hun eigen volgorde, waardoor het gebruik van instrumenten ook beter verdeeld kan worden. Zorg er wel voor dat je voldoende overzicht houdt over wat de studenten doen. Schakel anders hulp in van een practicumbegeleider.
- Geef de studenten een meer of minder gedetailleerde stap-voor-stap instructie, afhankelijk van hun ervaring met soortgelijke practica.
- Laat studenten bij elke stap noteren waarom zij denken dat de die stap moesten doen (om te voorkomen dat ze het stappenplan gedachteloos uitvoeren) of dat gelukt is of dat ze (in overleg) moesten afwijken van het stappenplan, en wat zij vervolgens waarnamen.
- Als je dit als docent zelf uitvoert (als demonstratie), zorg er dan voor dat studenten goed kunnen waarnemen wat je doet en vertel erbij waarom of vraag dit aan studenten. Ook hierbij noteren studenten zelf wat er gebeurde en wat zij hebben waargenomen tijdens de demonstratie.
- Verklaren: Kun je uitleggen wat je hebt gezien en kun je dit verklaren? Welke vervolgvragen heb je? Ook dit laat je ze weer opschrijven. Eventueel kunnen ze dit ook weer bespreken met andere groepjes.
Aan het eind bespreek je gezamenlijk de bevindingen en leg je (nog eens) de relatie met de theorie uit de leerstof.
Bronnen:
- Berg, E. van den, Buning, J. (1994). Practicum: leren ze er wat? NVOX, 19(6), 245-249. https://elbd.sites.uu.nl/wp-content/uploads/sites/108/2017/04/1686_1_NVOXPracticum.pdf
- Boemlauw Natuurkunde (2020, 3 november). voor docenten – Begripspracticum – BEGRIJP JIJ HOE DAT MOET? [Video]. YouTube. Geraadpleegd op 1 maart 2023, van https://www.youtube.com/watch?v=fBMK5uRAZX8